Het is een alom bekende stelling: jongens zijn beter in wiskunde, meisjes zijn beter in talen. Heel veel mensen zeggen dit, en er lijkt ook waarheid in te zitten. Dit heeft ertoe geleid dat sommige mensen gescheiden lessen voor jongens en meisjes willen, zodat er beter aan de wensen van beide geslachten kan worden voldaan. Maar ik geloof niet dat dit een goed idee is. Er zouden meer problemen ontstaan dan worden opgelost. Als gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes ingevoerd zou worden, zouden de volgende problemen zich voordoen:
- Het is moeilijk om een grens te trekken.
- De nieuwe inzichten van de neuropsychologie kunnen niet op iedereen worden toegepast.
- De sociale ontwikkeling van de leerlingen ondervindt schade.
Als je gescheiden klassen gaat creëren, is er een belangrijk probleem wat goed onderzocht moet worden: waar trekken we de grens? Hiermee bedoel ik: welke lessen moet je wel gescheiden, en welke niet? Wat er in vrijwel elk artikel over dit onderwerp wordt gezegd, is dat jongens beter zijn in wiskunde en meisjes beter in taal. Wat dat betreft zijn er wel logische scheidingen te maken: aparte wiskunde klassen en aparte taal klassen. Maar dan heb je nog vakken als scheikunde, of maatschappijleer. Bij scheikunde komt soms wel wiskunde kijken, en dit kan ook moeilijke wiskunde zijn. Maar het vak rust niet geheel daarop. Er zijn ook scheikundige onderwerpen die om inzicht draaien. En dat inzicht is niet bepaald door wiskunde of taal. Dus als een van de twee vakken een klein beetje in het voordeel is, wat moet je dan doen? Ook deze vakken volledig scheiden, of niet scheiden, of gedeeltelijk scheiden? En stel dat het gedeeltelijk gescheiden wordt, hoeveel ga je dan scheiden? Niet elk wiskundig gericht hoofdstuk is even ingewikkeld, en niet iedereen heeft een even grote wiskundige achterstand. Maatschappijleer is hetzelfde geval: bij dit vak moet je veel schrijven en meningen geven. Hierin zouden meisjes zich beter kunnen uiten. Maar ook hier is er weer inzicht nodig: in dit geval in politieke systemen, overheden, en het oplossen van maatschappelijke problemen. Er is dus weer een kleine neiging naar een van de twee vakken. Bepalen waar de scheidingsgrens ligt ,dat gaat een groot probleem vormen.
Ook een belangrijk probleem, wat ik al kort vermeld heb in de vorige alinea, is het bepalen van de grootheid van de achterstand. Of bepalen of deze achterstand überhaupt bestaat bij bepaalde leerlingen. Niet elke mens is hetzelfde, dus bij ieder kind is de achterstand anders. De resultaten van de neuropsychologische onderzoeken zijn dus niet op iedereen van toepassing. Dit kan verschillende vormen aannemen: achterstanden die klein genoeg zijn om in een normale klas te kunnen overbruggen, praktisch geen achterstand, of juist een omgekeerde achterstand, bijvoorbeeld jongens met een wiskundeachterstand. Leerlingen die zo'n achterstand hebben die afwijkt van het gemiddelde beeld, vormen dus een groot probleem in dit systeem. Het scheiden van klassen op basis van het geslacht lost wellicht bij sommige mensen het probleem op, maar lang niet bij iedereen. Op welk gebied een leerling een achterstand heeft, is afhankelijk van veel meer dingen: opvoeding, aandacht, leervaardigheid, misschien zelfs afkomst. Wat je dus eigenlijk ook kan zeggen: een scheiding op basis van geslacht is te kort door de bocht. Er moet naar veel meer factoren gekeken worden, en dan wordt het algauw een heel complex en langdurig proces om goede klassen in elkaar te zetten.
En dan het punt wat misschien wel het belangrijkst is: het scheiden van jongens en meisjes in het onderwijs kan schadelijk zijn voor hun sociale ontwikkeling. Het primaire doel van het onderwijs is om kinderen alle kennis te verschaffen die ze later in hun leven nodig hebben. Maar een minstens zo belangrijk doel wat ook daar plaats vind, is het leren omgaan met andere mensen. En het verschil tussen jongens en meisjes is vrij groot. Dus het is belangrijk om kinderen hier zo veel mogelijk aan te laten wennen. En als je de klassen gaat scheiden in jongensklassen en meisjesklassen, verhinder je deze ontwikkeling. Ook als je geen volledige scheiding van de geslachten invoert, verminder je de tijd en gelegenheid voor de leerlingen om zich onderling sociaal te ontwikkelen. En, zoals ook in een aantal artikelen is gezegd, kunnen leerlingen van de twee verschillenden geslachten elkaar ook helpen om beter te worden in een vak. Meisjes, bijvoorbeeld, kunnen hun taalvaardigheid overbrengen op jongens, door simpelweg met ze te praten. Dit verhinder je dan ook. Dus als je jongens en meisjes gaat scheiden in het onderwijs, heeft dit een negatieve invloed op hun onderlinge ontwikkeling.
Maar hoe zit het dan met de belangrijkste reden om gescheiden onderwijs wel in te voeren? Er wordt door voorstanders gezegd dat er zo meer gericht onderwijs kan worden gegeven. Is dat dan niet zo? Dat zou best kunnen, maar er zijn al oplossingen aanwezig om leerlingen van kennisachterstanden af te helpen: bijlessen. Deze komen in allerlei vormen: bijlessen in groepen, privébijlessen, online bijlessen. Deze helpen ook al om kennisachterstanden bij te werken, en alle andere problemen zijn niet aan de orde. Er is geen scheidingsprobleem, voor iedere leerling is er wel een geschikte methode (vooral bij privébijlessen) en er is geen vermindering van contact met medeleerlingen. De voordelen van gescheiden lessen wegen niet op tegen de nadelen. Bovendien kan een goede leraar leerlingen die moeite hebben met een stuk stof deze stof nog op een andere manier uitleggen.
Dus: gescheiden lessen voor jongens en meisjes vind ik geen goed idee. Er ontstaan meer problemen dan het oplost, en er zijn bovendien al andere oplossingen die prima werken. De voordelen van gescheiden lessen wegen niet op tegen de nadelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten